Pointerplanten spelen een bijzondere rol in overwoekerde voormalige weiden, oude, niet meer gebruikte tuinen of op natuurlijke locaties. Voordat een groengebied wordt ingepolderd, moeten de wilde planten daar nader worden onderzocht. Ze geven een indicatie of het gebied geschikt is voor de geplande beplanting, hoe het moet worden voorbereid en of de grond verbeterd moet worden.
Definitie van wijzerplanten
- moet wild zijn geworden
- hoe meer planten van een soort zich hebben gevestigd, hoe groter de kans dat het iets over de bodem zegt
- sommige wijzerplanten hebben meerdere betekenissen
- als de bodem verandert, verandert ook de diversiteit aan planten
Wijzerplanten van A tot E
Velddistel(Cirsium arvense)
Hoewel deze plant voornamelijk in akkers en begroeide gebieden voorkomt, kan hij ook voet aan de grond krijgen in de tuin als hij optimale omstandigheden vindt. Kenmerkend zijn de doornige bladeren en de kleine paarse bloemen, die vaak door insecten worden bezocht. Waar de velddistel in dichte verbanden staat, is de grond vaak leem en diep. De distel heeft penwortels die, als de standplaats geschikt is, tot een diepte van meer dan 2 m in de grond kunnen doordringen.
Veld paardestaart(Equisetum arvense)
Grote groepen van deze paardenstaarten zijn te zien op vochtige bermen, in sloten of op drassige weilanden. De planten hebben lange, groene scheuten, maar geen bladeren. Wortelstokken worden ondergronds gevormd en vertakken zich diep in de grond. Waar de veldpaardestaart veel voorkomt, is de grond leem, vochtig of nat en vaak ook verdicht. Het is moeilijk voor andere planten om op dergelijke locaties te gedijen, maar het weideschuimkruid kan dat ook in het voorjaar (Cardamine pratensis) met zijn kleine paarse bloemen zijn daar te vinden.
Opmerking: De verwante bospaardestaart (E. sylvaticum) wordt beschouwd als een wijzerplant voor natte grond in het bos, het komt ook voor aan de randen van moerassen.
Veldviooltje(Altviool arvensis)
Deze kleine, wilde vorm van de
Tuinviooltjes zijn te vinden aan de randen van velden, dus het wordt beschouwd als een veldonkruid. Waar het vaker voorkomt kan worden uitgegaan van zure grond, de grond is ook vaak leemachtig. Hij groeit graag in het gezelschap van andere veldonkruiden die klein blijven.Veldlier(Convolvulus arvensis)
Het vormt kleine, witte tot roze trechtervormige bloemen en baant zich graag een weg langs andere planten of schuttingen. De lier wordt beschouwd als een hardnekkig veldonkruid vanwege zijn veerkracht en het vertakkende netwerk van wortels. Waar het zich heeft verspreid, is de grond los, rijk aan stikstof en leemachtig. Als de wind in de tuin groeit, kan hij snel hele bedden overwoekeren.
Grote brandnetel(Urtica dioica)
Dit bekende onkruid vormt dichte, gematteerde klonten op geschikte locaties, die moeilijk te verwijderen zijn. Waar de brandnetel voorkomt, is de grond vaak stikstofrijk en nat, en soms overbemest. De volgende wijzerplanten voelen zich ook goed op vergelijkbare, drogere locaties:
- paardebloem (Taraxacum sekte. Ruderalia)
- Stinkende gouwe (Chelidonium majus)
- Muur (Stellaria-media)
- Cichorei (cichorium intybus)
Ereprijs soorten(Veronica)
Ze worden allemaal gekenmerkt door kleine, onopvallende blauwe bloemen. Het kruid zelf is ook vrij klein. De individuele soorten komen vaak voor op bodems die leem zijn en verzadigd zijn met stikstof. Deze bodemeigenschappen hebben ook de voorkeur van andere planten, die daarom vaak in concurrentie groeien met groenten of vollegrondsplanten:
- Herderstasje (Capsella)
- klit (Arctium)
- Korenbloem (Cyanussegetum)
- Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare)
- Midzomer kroontjeskruid (Euphorbia helioscopie)
- Dovenetel soorten (Lami)
Wijzerplanten van F tot H
Frans kruid(Galinsoga parviflora)
Vanwege zijn kleine, ronde bloemen wordt deze plant ook wel knopenkruid genoemd. Frans kruid
is eenjarig en kan dichte stands ontwikkelen op een geschikte locatie. Deze plant duidt op zure grond, die goed is voorzien van stikstof.Ganzendistel(Sonchus)
Ook deze plant is een van de typische veldonkruiden en vestigt zich graag in de buurt van voedselrijke plekken die bemest zijn met stikstof. Zoals bij veel distels is het onkruid moeilijk te verwijderen, vooral in de tuin. Hoewel deze distel geen penwortels heeft, heeft hij wel wortelstokken die uit elke sectie weer kunnen ontkiemen. Kamillesoorten groeien ook graag op dezelfde locaties (Matricaria en Tripleurospermum). Vooral de stralingsloze (M. discoidee) of de geurloze kamille (T. inodorum).
Giersch(Aegopodium podagraria)
Hoewel de bladeren van deze plant eetbaar en zeer smakelijk zijn, is gemalen gras een zeer hardnekkig onkruid dat zich snel verspreidt en goed overweg kan op schaduwrijke plaatsen. Naast schaduw geeft Giersch ook natte, leemachtige en stikstofhoudende plaatsen aan. Als dit schaduwrijke groene gebieden zijn, zijn daar andere planten te vinden:
- varens
- Mossen
- Klaverzuring (vooral op gronden die ook zuur zijn)
Opmerking: Zure grond in het bos wordt ook wel aangeduid met klaverzuring (oxalis).
Klein hoefblad(Tussilago farfara)
Deze geelbloeiende zonnebloem is een van de eerste voorjaarsplanten. Nog vóór de bladeren verschijnen de bloemen op lange stelen. Het klein hoefblad verspreidt zich op plaatsen die droog, warm, leem en rotsachtig zijn. Daarnaast heeft de grond meestal een hoger kalkgehalte. Als de plant in grote aantallen op braakliggend land voorkomt, wordt het klein hoefblad genoemd en toont afwisselend vochtige locaties, waarvan sommige volledig droogvallen en sommige onder water komen te staan de neiging hebben.
Wijzerplanten van K tot W
Klaproos(Papaver rhoeas)
Deze prachtige bloem stond vroeger vaak naast korenbloemen aan de randen van velden en is per definitie een veldonkruid. Tegenwoordig is de roodbloeiende plant veel zeldzamer, maar kan zich wijd verspreiden in geschikte grond en zonder concurrentiedruk. Dit geldt vooral op warme, goed bemeste, leemachtige en kalkrijke locaties. Ook toorts (Verbascum) kan hun imposante bloeiwijzen op dezelfde plaatsen oprekken, met extra steenachtige grond. De eenjarige of meerjarige vaste plant bloeit geel.
Soorten klaver(Trifolium)
Vooral haas-klaver (T. arvense) en witte klaver (T. repens) kunnen per definitie wijzerplanten zijn. Ze groeien vaak op locaties die rijk zijn aan stikstof, maar soms juist het tegenovergestelde, namelijk op arme gronden, waar ze dichte opstanden kunnen vormen. Hoewel de concurrentiedruk van andere planten groot is op goed bemeste gronden, kan klaver zichzelf aantasten arme gronden vanwege het vermogen om zelf stikstof op te slaan, tegen andere gewassen doorzetten. Klee geeft ook verdichte bodems aan.
kruipende boterbloem(Ranunculus repens)
Er zijn verschillende boterbloemen, de kruipende variëteit verspreidt zich bijzonder snel. De gele bloemen zijn eetbaar, maar ze smaken heet. De kruipende boterbloem komt vaker voor op stikstofrijke, vochtige en leemachtige locaties. Er groeien ook graag:- Walstro (Galiumverum)
- platte erwt (Lathyrus)
Pittige muurpeper(Sedum hectare)
Deze kleine plant, ook wel muurpeper genoemd, wordt vaak in tuinen gekweekt. Het groeit echter ook in het wild en geeft de voorkeur aan droge, kalkrijke bodems. Het komt ook voor op steenachtige grond en heeft weinig grond nodig om te groeien, daarom wordt het vaak gebruikt voor het begroenen van daken of droge stenen muren.
bank gras(Elymus)
Deze onkruiden zijn erg onpopulair bij tuinders omdat ze niet alleen moeilijk te verwijderen zijn, ze ontkiemen ook uit elk deel van de wortelstokken. Bovendien kan het zich via zaden verspreiden. Hij doet het met zanderige tot leemachtige gronden en groeit ook graag op verdichte locaties, omdat de wortels niet te diep in de aarde steken. Het enige waar het bankgras niet zo goed tegen kan is schaduw, daarom groeit het het liefst in de zon.
zuring(Rumex)
de grote zuring (R. acetosa) Bovenal wordt het als moeilijk beschouwd om weideonkruid te verwijderen, omdat het zich vermenigvuldigt waar een bijzonder grote hoeveelheid stikstof in de bodem komt. Bovendien slaagt hij er met zijn grote bladeren in om andere planten te verdringen. de kleine zuring (R. acetosella), die ook als slaplant kan worden gebruikt, groeit ook graag op voedselrijke gronden die ook zuur en zanderig zijn. Beide planten kunnen echter ook goed gedijen in leemachtige grond.
Weegbree soorten(Plantago)
Er zijn verschillende soorten weegbree, waarvan de (P. lanceolata) en de gewone weegbree (P. belangrijk) de meest bekende zijn. Ze worden soms gebruikt als medicinale planten en komen voor op locaties die stikstofrijk, zanderig tot leemachtig en kalkhoudend zijn. De rozetplanten groeien ook goed op verdichte bodems. Ze zijn vaak langs de kant van de weg te vinden.
Wilde kaardenbol(Dipsacus fullonum)
Deze plant wordt niet meer vaak gevonden waar hij groeit, maar kan grotere stands vormen. Het wordt gekenmerkt door zijn grootte en de paarse bloeiwijzen die hommels graag bezoeken. De wilde kaardenbol groeit op plaatsen die stenig en kalkrijk zijn en die ook bemest zijn met stikstof.
Wilde wortel(Daucus carota subsp. wortel)
De wilde verwant van de cultuurwortel heeft soortgelijke bladeren, maar vormt enkele min of meer lange bloemstelen met schermbloemige bloemen. De geur van de geplette wortel helpt om de wilde wortel te onderscheiden van andere schermbloemige planten Bladeren die doen denken aan wortelen en aan de andere kant hebben de witte bloemschermen in het midden een donkere kleur Bloesem. Het tweejarige kruid groeit op losse, zand- en stenige gronden, waar het tot 60 cm diep kan wortelen.