In een notendop
- Plantenfamilie en geslacht: viooltjesfamilie, altviool
- Herkomst: Pyreneeën, Noord-Spanje
- Gewoonte: kruidachtig, laag
- Heyday: mei tot september
- Bladeren: groenblijvend, ovaal, gekarteld
- Standplaats: zonnig tot gedeeltelijk in de schaduw
- Onderhoud: nauwelijks onderhoudsintensief
- Winterhardheid: tot -12°C
- Vermenigvuldiging: zaaien, Divisie, stekken
- Bijzonderheden: eetbaar, giftig voor katten
Het gehoornde viooltje - met gehoornde bloemen
Heb je naam Gehoornde viooltjes dankzij een kleine aansporing. Je vindt het in het midden van de bloemen. Gehoornde viooltjes kunnen meerdere jaren overleven. zij zijn winterhard tot -12°C en lopen graag los.
lees ook
- Van welke locatie houden de gehoornde viooltjes?
- Gehoornde viooltjes: giftig of niet giftig voor katten?
- Zijn gehoornde viooltjes onschadelijk of giftig?
Ook interessant voor lokale tuinen
Deze planten vinden hun oorsprong in de Pyreneeën en delen van Noord-Spanje. Maar ze gedijen ook goed in lokale tuinen. De standplaats dient zonnig tot gedeeltelijk in de schaduw te zijn. Een humusrijke, voedselrijke en doorlatende ondergrond is minstens zo belangrijk als lichtheid en warmte.
Wie hoornviooltjes in de tuin plant, hoeft er nauwelijks voor te zorgen. Op een geschikte standplaats hoeven deze planten niet bemest en bewaterd te worden. Je moet alleen de uitgebloeide bloemen verwijderen. Dit heeft als voordeel dat er nieuwe bloemen ontstaan.
Van boven naar beneden bekeken
Ze worden tussen de 20 en 30 cm hoog. Hun groei is bossig om zich te verspreiden. Een blijvende wortelstok vormt zich in de grond. Hieruit ontspruiten aan het oppervlak eivormige, puntige bladeren die aan de rand zijn ingekeept en aan de onderkant behaard. De bladeren zijn groenblijvend.
De geurende bloemen ontwikkelen zich tussen mei en juni en zijn te bewonderen tot augustus/september. Met een diameter tussen de 2 en 3 cm zijn ze kleiner dan die van de Viooltje. Hun kleur is paars of lavendel. Sommige hybride soorten hebben verschillende bloemkleuren.
tips & trucs
Deze tedere wezens zijn dol op ziekten zoals meeldauw en aangetast door stengelrot. Ze eten ook graag slakken en rupsen. Zorg daarom voor een comfortabel klimaat en een verharding in de vorm van kunstmest en besproeiing met knoflook- of paardenstaartbrouwsel.