Het zachtroze en diepblauwe van de adderskop brengt frisse kleur in de tuin. Ontdek hier hoe je er je tuin en tal van insecten mee kunt betoveren.
Er zijn steeds minder insecten in Europa, dus het is hoog tijd om nu iets te doen. De tuin is hiervoor een effectieve plek en de kop van de gewone adder (Echium vulgare) Precies de juiste partner: knap, makkelijk te verzorgen, lokaal en razend populair bij allerlei insecten.
inhoud
- Oorsprong en kenmerken van de kop van de gewone adder
- Plant en verzorg de gewone opteller
- De gewone opteller als insectenmagneet
Oorsprong en kenmerken van de kop van de gewone adder
De gewone of blauwe adderkop is een van onze inheemse wilde planten. Het verspreidingsgebied strekt zich uit van Europa tot West-Azië. Het is ook wijdverbreid in Duitsland. Je herkent de plant gemakkelijk aan de opvallende blauwe bloemen. Tijdens de bloei zijn ze nog roze, maar worden geleidelijk aan diepblauw. De meeldraden en stijlen steken te lang uit de bloemen. Met een bloeiperiode van mei tot oktober, verrukken de tweejarige planten niet alleen tuinbezitters, maar ook tal van insecten. De bladeren van de plant zijn diepgroen en smal lancetvormig. Omdat de plant tot de roofzuchtige familie behoort (
Boraginaceae) gehoord, is het dicht bedekt met borstelharen. De groene stengel is vaak bedekt met rode stippen.Plant en verzorg de gewone opteller
De kop van de gewone adder voelt bijzonder comfortabel aan op warme, zonnige en droge plaatsen. Hij is vaak in het wild te vinden op spoordijken of op andere droge, ruige gebieden. Plant de adderkop bij voorkeur op zand-, steen- of grindplekken op een zonovergoten plek. De plant wordt zelden te droog. Na het zetten of zaaien moet u de eerste keer water geven. De eenvoudigste manier om dit te doen is door de kop van de gewone adder te zaaien. Omdat de plant extreem robuust is, werkt dit meestal probleemloos. In het eerste jaar ontwikkelt zich alleen een bladrozet. Pas in het tweede jaar ontwikkelt de plant scheuten met bloemen.
U hoeft niet voor de kop van de gewone adder te zorgen. Hij houdt sowieso van droog en arm aan voedingsstoffen. En zelfs een koude winter is geen probleem voor de plant, want dan trekt hij zich terug in zijn diepe penwortel. De plant sterft dan na twee jaar af. Als je wilt dat de plant zichzelf zaait, laat dan de bloemstengels staan nadat ze verdord zijn. Anders moet u het natuurlijk verwijderen voordat u gaat zaaien.
De gewone opteller als insectenmagneet
Als inheemse wilde plant heeft de kop van de gewone adder insecten veel te bieden. De lange bloeiperiode van mei tot oktober trekt talrijke bezoekers en het hoge suikergehalte in de nectar beloont hen rijkelijk. Er waren minstens twintig verschillende op Adderhead vlinder soorten bewezen. Waaronder enkele dikkopvlinders (Thymelicus) en de prachtige zwaluwstaart (Papilio machaon). Maar ook Zweefvliegen, bijen en wilde bijen, de hoofdbloemen van de adder vormen een waardevolle voedselbron. Twee inheemse wilde bijensoorten specialiseren zich zelfs in deze plant.
De Adderhead Metselaar Bij (Osmia adunca) en de steenadderkopbij (Osmia anthocopoides) kan alleen voorkomen waar ook de kop van de adder groeit. De gewone opteller is dus voorbestemd voor insectenvriendelijke tuinen, Bloeiende weiden en Bijenweiden.
Tip: Van de Plantura vlinderbijeenkomst bevat verschillende soorten vlindervriendelijke planten. Zo vinden vlinders en rupsen maandenlang voedsel.