inhoudsopgave
- Keverlarven van B van G
- Van H naar K
- Van M naar N
- Van S naar W
- Veel Gestelde Vragen
Keverlarven zijn overal te vinden, of het nu in de tuin, in het bos of zelfs in de tuinvijver is. Het is niet eenvoudig om ze correct te bepalen, deze tekst kan helpen en somt 21 larven op van de meest voorkomende keversoorten.
In een notendop
- Keverlarven zijn te vinden in elke habitat
- ze zijn heel anders dan de echte kever
- typische larven zijn lichtgekleurd, met een donkere buik en kop en een gebogen houding
- de meeste kevers en hun larven zijn ongevaarlijk
- sommige soorten zijn zo zeldzaam dat ze beschermd zijn
Keverlarven van B van G
Berkenbladroller (Deporaus betulae)
- Larve: zeer klein, witachtig, zelden gezien, opvallender is de bladrol geproduceerd door de vrouwelijke kever, waarin de larven zich bevinden
- Kever: april tot juli, 3 tot 5 mm, glanzend zwart
- Voedergewassen: berken, zeldzamer andere loofbomen
- Voorkomen: heel gebruikelijk overal waar berk is
Schorskever (Scolytidae)
- Larve: witachtig, enkele mm groot, direct onder de bast, de voedertunnels zijn goed te zien
- Kever: mei tot oktober, 2 tot 7 mm, donkerbruin tot zwart
- Voedergewassen: elke soort heeft zijn voorkeursboom (printer, bijv. B. spar)
- Voorkomen: in alle soorten bossen, heel gewoon
Opmerking: Schorskevers worden beschouwd als bosongedierte omdat ze in zeer korte tijd hele bomen kunnen vernietigen.
Spekkever (Dermestes lardarius)
- Larve: veel groter dan de kever, langwerpig, behaard met borstelharen
- Kever: jaarrond, 7 tot 9 mm, zwart, vleugeldekveren voor licht behaard, met zwarte vlekken
- Voering: droge vleesresten, maar ook as plaag van textiel, benodigdheden en wetenschappelijke collecties
- Voorkomen: in oude insectennesten, huizen of op droge kadavers
Bijenkever (Trichodes apiarius)
- Larve: roze, zwarte kop
- Kevers: mei tot augustus, 9 tot 13 mm, lichaam glanzend zwart, vleugeldekveren gestreept met zwart en rood
- Voedsel: Kevers eten stuifmeel of andere insecten, larven ontwikkelen zich in bijenkorven, maar doen daar nauwelijks kwaad
- Voorkomen: warme, zonnige plaatsen, droge weiden, tuinen, bosranden, niet vaak
Goudroos chafer (Cetonia aurata)
- Larve: tot 5 cm, licht geelbruine larven, borstelig behaard, kleine rode vlekjes aan de zijkanten
- Kever: mei t/m oktober, 15 tot 20 mm, bovenzijde metallic glanzend groen-goud, onderzijde rood-goud, makkelijk te bepalen door de eigenschappen
- Voedsel: Larven eten rottende delen van planten, kevers zogen aan planten, eten stuifmeel of bloemdelen
- Voorkomen: vaak op bloeiende planten, inclusief rozen, maar schaadt ze niet
Opmerking: De soort, ook wel de gewone rozenkever genoemd, wordt beschermd door de Federale Soortenbeschermingsverordening (BArtSchV).
Grote vuurvlieg (Lampyris noctiluca)
- Larve: lijkt op het vrouwtje, met gelige vlekken aan de zijkant van het lichaam
- Kevers: juli tot augustus, 11 tot 18 mm, mannetjes donkergrijs met vleugels, vrouwtjes donkergrijs en roze, niet in staat om te vliegen, heeft een lichte vlek die oplicht in het donker en mannetjes aantrekt
- Voedsel: Larven eten alleen slakken
- Voorkomen: in loofbossen, op weilanden en droog grasland, vaak goed te herkennen in het donker
Van H naar K
Hazelnootboorder (Curculio nucum)
- Larve: groeit in hazelnoten, witachtig tot geelachtig, roodachtige kop
- Kever: 6 tot 8,5 mm, meestal bruin, maar ook zwart-wit, lange slurf
- Voedergewassen: voornamelijk hazelaar, maar ook vruchten en bladeren van fruitbomen
- Voorkomen: overal algemeen, als plaag in boomgaarden
Huisbok (Hylotrupes bajulus)
- Larve: witachtig, zelden gezien, maar zeker gehoord (eetgeluiden), bij voorkeur in de dakspant
- Kever: juni tot juli, 8 tot 22 mm, plat, donker lichaam
- Voedergewassen: dood naaldhout, ook constructiehout, daarom gevreesd als bouwplaag
- Voorkomen: overal gebruikelijk, ook in gebouwen
Hert kever (Lucanus cervus)
- Larve: tot 10 cm, witachtige tot crèmekleurige larven, bruine kop
- Kevers: juni tot augustus, 25 tot 75 mm, donker roodbruin tot zwart, grootste huiskever, bovenkaken van mannetjes omgevormd tot tangen die op hertengewei lijken
- Voedergewassen: kevers zuigen boomsap, larven voeden zich met de wortels van oude, door schimmels aangetaste loofbomen
- Voorkomen: in oude eikenbossen, nu zeer zeldzaam
Opmerking: Volgens de federale soortenbeschermingsverordening is de vliegende hert een van de soorten kever die het waard is om te beschermen.
Junikever (Amphimallon solstitiale)
- Larve: 30 mm, typisch gebogen, geelwit, bruinachtige kop, drie paar borstbeenderen
- Kevers: juni tot juli, 14 tot 18 mm, geelbruin tot roodbruin, behaard, zwermen, maar vliegen onhandig
- Voedergewassen: larven voeden zich met plantenwortels en -resten, kevers geven de voorkeur aan bladeren en bloemen
- Voorkomen: in tuinen en aan de randen van bossen, overal algemeen, soms moeilijk te onderscheiden van meikever
Opmerking: De junikever wordt vaak de geribbelde krulkever genoemd.
Coloradokever (Leptinotarsa decemlineata)
- Larve: roodachtig, met rijen zwarte stippen
- Kevers: 7 tot 11 mm, gemakkelijk te herkennen en te identificeren, geelachtige dekschilden met zwarte strepen
- Voedergewassen: nachtschadefamilie, voornamelijk aardappelen in de tuin
- Voorkomen: zeer vaak in de buurt van aardappelen, zeldzaam in het wild
tips: Strek de keverlarven en volwassenen zware schade in aardappelkraampjes. Er zijn weinig natuurlijke vijanden.
Kleine vuurvlieg (Lamprohiza splendidula)
- Larve: zeer vlak, grijsachtig, lijkend op pissebedden, ook met een zwakke gloed
- Kevers: juni tot juli, 8 tot 10 mm, overdag onopvallend, 's nachts gemakkelijk te herkennen aan de gloed, vliegende mannetjes bruin, vrouwtjes niet vliegend, witachtig
- Voedsel: Keverlarven eten slakken
- Voorkomen: geeft de voorkeur aan vochtige loofbossen of open landschappen met bomen, soms vaak
Van M naar N
Meikever (Melolontha melolontha)
- Larve: geelwit, achterkant donker, bruinachtige kop, niet goed te onderscheiden van andere larven
- Kever: mei tot juni, 20 tot 30 mm, roodbruin, zwart pronotum, antennes
- Voedergewassen: Keverlarven voeden zich met verschillende plantenwortels en kunnen ernstige schade aanrichten, kevers eten bladeren
- Voorkomen: soms heel gewoon, in grote zwermen aan de rand van het bos
Lieveheersbeestje (Coccinellidae)
- Larve: vanaf mei blauw met gele vlekken, vaak op met luizen besmette planten
- Kevers: het hele jaar door, 4 tot 8 mm, overwinteren graag in gebouwen, basiskleuren rood of geel, met zwarte of witte stippen, elke soort is goed te herkennen
- Voering: Luizen, dus een nuttig insect
- Voorkomen: overal te vinden
Meelkever (Tenebrio molitor)
- Larve: bruinachtig, goed voer voor vogels en grotere vissen
- Kever: het hele jaar door, 12 tot 18 mm, donkerbruin tot zwart, langsgroeven op de vleugels
- Voedergewassen: alle soorten droge voorraden, vooral meel en graan
- Voorkomen: in gebouwen, opslagongedierte
Neushoornkever (Oryctes nasicornis)
- Larve: tot 12 cm, geelachtig met donkere vlekken aan de zijkanten, gewelfd, achtereind donker, kop bruinachtig
- Kevers: juni tot juli, 20 tot 40 mm, roodbruin, mannetjes met hoorn
- Voering: aanpasbaar, vroeger verrot hout, later zaagsel, tegenwoordig larven in de composthoop
- Voorkomen: in tuinen, parken of in de buurt van zagerijen, niet gebruikelijk
Opmerking: De federale soortenbeschermingsverordening vermeldt de neushoorn als een bijzonder beschermde soort.
Van S naar W
Slakkenhuiskever (Drilus concolor)
- Larve: gemakkelijk te herkennen en te onderscheiden van andere larven, licht- en donkerbruin gestreept, met borstelachtige aanhangsels aan de zijkanten
- Kevers: mei tot augustus, vrouwtjes tot 16 mm, larveachtig, zonder vleugels, bruin, mannetjes tot 5 mm, zwart, vliegend
- Voedsel: larven eten slakken
- Voorkomen: in bossen, open landschappen en tuinen zitten de keverlarven ook graag op muren of huismuren
Zwemkevers (Dytiscidae)
- Larve: langwerpig, bruingrijs, met scherpe monddelen, kan goed zwemmen
- Kevers: soort enkele millimeters tot 3 cm groot, jaarrond, gestroomlijnd lichaam, donkerbruin
- Voedsel: larven van andere waterdieren, slakken, de kevers eten ook aas
- Voorkomen: overwegend in stilstaand water, overal gebruikelijk
Soldaatkever (Cantharis fusca)
- Larve: langwerpig, smal, donker, leeft op de grond, in de winter vaak op sneeuw
- Kevers: mei tot juli, 11 tot 15 mm, lichaam en kop roodoranje, vleugeldekveren donkergrijs, langwerpige vorm
- Voedsel: de kever geeft de voorkeur aan bloemen of dode dieren, de larve eet wormen, slakken of delen van planten
- Voorkomen: overal algemeen, koloniseert verschillende habitats
Grafdelver (Nicrophorus vespillo)
- Larve: grijs, plat, iselvormig
- Kevers: jaarrond, 12 tot 22 mm, zwart lijf en vleugeldekveren met geelrode dwarsbanden
- Voedsel: graaft dode dieren in en brengt daar haar larven groot
- Voorkomen: open plekken in het bos, open landschappen, overal gebruikelijk
Waterkevers (Hydrophilidae)
- Larve: tot 7 cm, mollig, donker lichaam, bruinachtige kop
- Kever: tussen 5 en 40 mm, het hele jaar door, donkerbruin tot zwart
- Voedergewassen: kevers eten waterplanten en algen, larven voeden zich met waterslakken
- Voorkomen: in allerlei soorten water tussen de waterplanten, zelden tot vaak afhankelijk van de soort
Opmerking: Veel soorten van dit geslacht, bijvoorbeeld de grote zuigerwaterkever (Hydrophilus piceus) of de zwarte zuigerwaterkever (H. aterrimus), worden volgens de federale soortenbeschermingsverordening als bijzonder beschermingswaardig beschouwd.
Veel Gestelde Vragen
Laat de meeste keverlarven gewoon met rust. Zelfs plantenetende larven zijn vaak zo zeldzaam dat ze geen grote schade aanrichten. De coloradokever is een uitzondering en wordt daarom ook bestreden. Het is het beste om eventuele larven in de composthoop te begraven of te verplaatsen.
Met uitzondering van de zwemmende keverlarve, zijn alle anderen hulpeloos en weerloos. Zwemmende keverlarven daarentegen kunnen gevoelig bijten. Sommige andere insecten kunnen ook steken of bijten. Het is veiliger om grotere exemplaren alleen met handschoenen te hanteren. Hetzelfde geldt voor waterkevers.
Ze hebben voedsel en schuilplaatsen nodig, evenals voedsel voor de larven. Het gunstigst zijn begroeide hoekjes in de tuin met hagen, stapels hout, stapels bladeren en stenen. Voor soorten die de voorkeur geven aan rot hout, zijn stronken van gekapte bomen geschikt.